De kinderen van Christiaan

Mijn vorige blog ging over het moeilijke leven van Christiaan Johannes Gerardus Hendriks, na het overlijden van zijn vrouw Alida Johanna de Gelder in november 1905 al snel gescheiden van zijn kinderen. Maar hoe gaat het verder met deze kinderen? Christiaan vertrekt in juni 1908 naar Rotterdam en dan zijn zij hem helemaal uit het oog verloren. Maar ook voor die tijd  kan vader al niet meer voor zijn kinderen zorgen en zij worden al heel jong bij familie of in instituten ondergebracht. Hun jeugd brengen ze dus vanaf 1906 grotendeels gescheiden door.

De oudste dochter Catharina Johanna, geboren in 1890, gaat bij haar grootouders wonen. Grootvader Johannes Albertus Hendriks overlijdt in 1909  en na zijn overlijden blijft zij bij haar grootmoeder Catharina Koster wonen tot haar huwelijk op 21 februari 1912 met Alexander Willem Johannes Bestevaar. Haar vader verschijnt niet op de oproep van de kantonrechter, hij weigert zijn toestemming voor haar huwelijk te geven.

Johanna Wilhelmina, een jaar na haar zusje geboren en de moeder van Jan en Wim Nijveldt, heeft al tijdens de geboorten van de jongere kinderen regelmatig bij haar tante en aangetrouwde oom gewoond en komt in 1908 onder de voogdij van deze oom. Afwisselend woont zij daarna bij hen en intern bij haar werkgevers, waar zij als dienstbode werkzaam is. Zij heeft het bij haar oom en tante naar haar zin, getuige een advertentie in de krant voor het 12½ jarig huwelijk van mijn geliefde Oom en Tante namens hun geliefd Pleegkind. Deze pleegouders hebben ook al het nodige meegemaakt en hebben zelf geen kinderen, maar dat is een heel ander verhaal. In 1911 trouwt zij dan met Gerrit Jan Nijveldt. Hun oudste zoon krijgt de traditionele Nijveldt-voornaam Gerrit Jan en hun tweede zoon zal naar haar pleegvader worden vernoemd: Willem Cornelis. Zij zal in haar leven nog 19 keer verhuizen, dus veel rust kent ze niet.

Voor de vier zoons wordt op 26-06-1906 een dossier aangelegd; dit dossier is vastgelegd in het Archief van de Inrichting voor Stadsbestedelingen, Amsterdam. Op de omslag staat vermeld dat zij zijn ‘ingenomen als verlaten door den vader, weduwnaar’. In augustus van hetzelfde jaar is een document opgesteld, waarin Christiaan verklaart dat hij zijn kinderen heeft terugontvangen, de ondertekening ontbreekt echter. En hij zou dan wonen in de Rheinstrasse 40 te Duisburg, maar dit is verder nergens terug te vinden. De volgende documenten van de vier kinderen zijn van juni 1907, in het dossier zijn dan ook o.a. inentingen, vergoedingen en gezondheidsverklaringen vastgelegd, alsmede een brief van de directeur gericht aan vader Christiaan. Deze brief is gedateerd 21-01-1909 en hierin staat dat hij uit de voogdij over zijn kinderen is ontzet, dat de band tussen hem en zijn kinderen is verbroken en dat de inlichtingen uitsluitend aan de voogd worden verstrekt. De brief is echter onbezorgd retour gekomen, Christiaan verblijft in Rotterdam maar is niet te traceren. Op 01-08-1908 stond al een bericht in het Algemeen Handelsblad, waaruit blijkt dat hij uit de voogdij over zijn minderjarige kinders is ontzet. Maar ook hier heeft hij kennelijk niet op gereageerd. Een excuus zou natuurlijk kunnen zijn, dat hij ver van huis waarschijnlijk geld probeert te verdienen en geen kranten leest. De jongens kunnen natuurlijk niet te lang op kosten van het Burgerlijk Armbestuur in de inrichting blijven, dus wordt voor hen een oplossing gezocht.

De oudste zoon Christiaan Johannes Gerardus, geboren 1894 wordt ondergebracht in de jongensinrichting Stadsbestedelingen om een half jaar later naar Apeldoorn te gaan. Waarom hij daar terecht komt is in het bevolkingsregister niet meer te achterhalen. Pas in 1915 keert hij terug naar Amsterdam en ook hij woont enige tijd bij zijn tante en haar man. Tussentijds probeert hij als verpleger krankzinnigenzorg in Medemblik opgeleid te worden, maar dit is geen succes. Hij schrijft zich in maart 1917 in, wordt goedgekeurd, maar dan is zijn ‘geheele familie hierop tegen’. In januari 1918 doet hij nogmaals een poging, maar zijn verblijf daar duurt niet lang. In oktober 1918 wordt hij ‘niet eervol ontslagen wegens het ongeoorloofd overbrengen naar buiten het gesticht van een boodschap’. In 1926 zal hij in het huwelijk treden met Maria Elizabeth Muller en zij krijgen zeven kinderen.

Adrianus Johannes, geboren 1897 gaat in 1907 voor een half jaar naar Delden. Bij de registratie staat een adres dat te lezen is als A. 49 en dat is in de buurtschap Deldeneresch. Dat nummer hoort in die periode bij de boerderij Wanink. Het is een prachtig gebouw, oorspronkelijk de jachtboerderij van de baron van Twickel. Hij komt terug naar Amsterdam en wordt dan ondergebracht in het kinderhuis Mirjam. Dat is slechts van heel korte duur want 2 weken later vertrekt hij naar Rheden. Van Rheden gaat hij in maart 1913 naar Zevenaar en daar overlijdt hij op 16-01-1917, bijna 20 jaar oud, aan een etterende besmetting.

Johan Daniël, geboren 1900 gaat met zijn broer Christiaan naar de jongensinrichting Stadsbestedelingen, vandaar gaat hij een half jaar later naar kinderhuis Mirjam en dan met zijn broer Adrianus eveneens naar Rheden. Zij zijn pas 11 en 8 jaar oud en komen onder de hoede of waarschijnlijk gewoon in dienst van het echtpaar Roelof Hartgers en Reintjen Hartman. Dit echtpaar is een jaar eerder getrouwd en woont Dorpsstraat 19. In maart 1916 gaat hij naar Borculo en dan in juli 1919 door naar Apeldoorn. In het bevolkingsregister is niet de reden van de doorstroom te vinden, ook het eventuele beroep staat niet vermeld, maar het zal ongetwijfeld met een werkadres en financiën te maken hebben. In juli 1920 komt ook hij terug naar Amsterdam, trekt bij tante en oom in en wordt goedgekeurd voor militaire dienst. Hij wordt ingelijfd bij de genie pioniers, Utrecht en in het stamboek staat vermeld dat zijn beroep eerst boerenknecht en later timmernan is. Hij trouwt op 25-01-1922 met Anna Wielinga, ze wonen samen nog even bij tante en oom om dan naar Sneek te verhuizen.

Petrus Meinardus, geboren 1902 is vanwege zijn gezondheid wat moeilijker te plaatsen. Uit het dossier blijkt dat hij lijdt aan rachitis, ook wel Engelse ziekte. Eerst wordt hij ondergebracht bij de jongensinrichting aan de Lange Leidsedwarsstraat en dan overgeplaatst naar de inrichting aan de Prinsengracht. Op 08-10-1915 gaat hij naar de Johanna Stichting in Arnhem, dit wordt later de stichting Open het Dorp, bekend van de grote televisieactie. Hij leert voor horlogemaker, maar zijn gezondheid laat het afweten. Op 06-08-1923 wordt geconstateerd dat hij zeer ziek en zwak is en tbc heeft. Op 14-12-1924 overlijdt hij in Wierden, waar hij sinds 1919 als (leerling) horlogemaker werkt.

Jan Carel, geboren 1905 en de jongste van het gezin, heeft dit allemaal niet meegemaakt. Hij is geboren in augustus, drie maanden voor het overlijden van zijn moeder, en hij overlijdt een half jaar later.

Klik om te vergroten

Opvallend is dat Catharina, Johanna, Christiaan en Johan na hun huwelijk vaak zijn verhuisd. Meer dan 10 keer is geen uitzondering, misschien toch de gevolgen van een onrustige start.

Het gezin van Christiaan Johannes Gerardus Hendriks en Johanna Wilhelmina de Gelder in een overzicht:

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *